Klacht tegen verpleegkundige ‘Groninger HIV-zaak’ gegrond; doorhaling opgelegd
Amsterdam - Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam verklaart de klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tegen een verpleegkundige gegrond en legt een maatregel van doorhaling op.
De man was in november 2012 al strafrechtelijk veroordeeld omdat hij tijdens seksfeesten mannen injecteerde met bloed dat besmet was met HIV. Ook heeft hij injectienaalden, spuiten en medicijnen bij zijn toenmalige werkgever gestolen. De verpleegkundige heeft voor beide feiten een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd gekregen. Hij is toen niet tuchtrechtelijk aangeklaagd.
Reden klachten
Na zijn vrijlating is hij opnieuw als verpleegkundige aan het werk gegaan bij verschillende werkgevers als weekend-, avond- en nachthoofd. Bij zijn sollicitaties had de verpleegkundige zijn strafrechtelijk verleden niet gemeld. Om een Verklaring Omtrent Gedrag was hem niet gevraagd. Begin januari 2015 ontving de IGZ een melding over de verpleegkundige met betrekking tot zijn functioneren in de zorg en zijn strafrechtelijk verleden. De IGZ heeft een onderzoek ingesteld en een klacht ingediend.
Standpunt verpleegkundige
De verpleegkundige heeft aangevoerd dat het handelen in de privésfeer heeft plaatsgevonden en daarom niet door de tuchtrechter kan worden beoordeeld. Ook voerde hij als verweer aan dat hij al door de strafrechter is gestraft en een langdurige gevangenisstraf heeft uitgezeten.
Oordeel tuchtcollege
Het tuchtcollege oordeelt dat het uitgangspunt is dat handelingen in de privésfeer niet onder het tuchtrecht vallen. Maar omdat in deze zaak het handelen voldoende weerslag op het belang van de individuele gezondheidszorg heeft, kan de tuchtrechter toch oordelen over de klacht. Met het injecteren met HIV besmet bloed heeft de verpleegkundige de gezondheid van de slachtoffers doelbewust willen schaden. Ondanks dat dit in de privésfeer gebeurde, is daardoor het vertrouwen in de verpleegkundige ernstig aangetast. Het gedrag van de verpleegkundige is flagrant in strijd met de algemene zorgplicht die iedereen ten aanzien van het welzijn en de gezondheid van zijn medemens heeft. Juist van een verpleegkundige mag men verwachten dat de zorg voor zijn medemens bij hem in goede handen is. Het vertrouwen dat de samenleving met het oog daarop in een verpleegkundige stelt, wordt door de gepleegde strafbare feiten wezenlijk aangetast. De klacht van de IGZ is door het tuchtcollege gegrond verklaard.
Opgelegde maatregel
Het tuchtcollege legt de maatregel van doorhaling op. Dat betekent dat de verpleegkundige zijn werk niet meer mag doen. Voorkomen moet worden dat de man zich nog bezig zou kunnen houden met de patiëntenzorg. Voor zorgverleners die zulke strafrechtelijke feiten hebben gepleegd, is omwille van het vertrouwen dat men in zorgverleners moet kunnen hebben in de gezondheidszorg geen plaats. Ook heeft de man door zijn handelen het beroep van verpleegkundige onteerd en geschaad. De maatregel is ook bedoeld om het publieke vertrouwen in die beroepsgroep te herstellen.