Nu moeder bij leven geen klachten had over behandeling, kan zoon na overlijden niet alsnog klagen
Het tuchtcollege Zwolle behandelde een klacht van een zoon tegen de huisarts van zijn overleden moeder.
Wat was er aan de hand?
Klager diende een klacht in tegen de huisarts over de behandeling van de inmiddels overleden moeder van klager. Twee broers en twee zussen hebben in een verklaring aangegeven niet in te stemmen met de klacht. Er is nog een broer die, gelet op zijn geestelijke gezondheidstoestand, niet is gevraagd of hij instemt met de klacht. De broers en zussen van klager hebben een gesprek gevoerd met verweerder. Volgens hen heeft verweerder “gehandeld (…) in overeenstemming met de wensen van onze moeder.”
Wat vond het college?
Het college onderzoekt of klager met het indienen van de klacht moet worden geacht de te veronderstellen of veronderstelde wil van zijn moeder uit te drukken. Hij is één van de zes biologische kinderen van patiënte. Nu vier leden van het gezin aangeven dat gehandeld is in overeenstemming met de wensen van de patiënte, is niet langer aannemelijk dat klager met de ingediende klacht de veronderstelde wil van de patiënte tot uitdrukking laat komen. Dat klager met zijn familie is gebrouilleerd en het niet lukt om in onderling overleg tot overeenstemming te komen over de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder maakt het voorgaande niet anders. Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Tegen de beslissing is nog beroep mogelijk.