Onzorgvuldig handelen van arts bij euthanasie

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) heeft beslist dat een arts onzorgvuldig heeft gehandeld bij de euthanasie bij een ernstig demente patiënte, die volledig wilsonbekwaam was.

Omstandigheden

De patiënte in kwestie was enige tijd opgenomen in een verpleeghuis. Toen zij de diagnose dementie kreeg, heeft zij verklaard dat zij euthanasie wenste als zij naar een verpleeghuis zou moeten gaan. Hierover heeft zij twee verklaringen opgesteld waarin is opgenomen op welk moment zij de euthanasie wenste. Die verklaringen waren onvoldoende specifiek over het moment waarop zij die euthanasie zou wensen.

De arts, specialist ouderengeneeskunde, heeft de uitgevoerde euthanasie gemeld bij de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie, (RTE) die oordeelde dat deze euthanasie niet voldeed aan de geldende zorgvuldigheidseisen van de Wet Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl); aan de ene kant was er geen sprake van een verzoek dat volstrekt helder was, aan de andere kant heeft de arts niet aan de patiënte laten weten dat tot euthanasie zou worden overgegaan en heeft zonder overleg met patiënte een slaapmiddel in de koffie van de patiënte gedaan, waarna de euthanasie is uitgevoerd.

Oordeel CTG

Het CTG geeft aan dat het primaat voor de beoordeling of een arts heeft gehandeld conform de zorgvuldigheidseisen in de Wtl bij de RTE ligt en neemt het oordeel van de RTE dan ook als uitgangspunt. Het CTG beoordeelt de wilsverklaring van patiënte als onvoldoende duidelijk om tot euthanasie over te mogen gaan. Patiënte had verklaard dat zijzelf wilde aangeven wanneer zij het tijdstip gekomen vond en dat had zij niet concreet gedaan. Ook vindt het CTG dat de arts op een of andere manier met patiënte over de voorgenomen euthanasie had moeten praten.

Het CTG oordeelt verder dat het handelen van de arts beperkt verwijtbaar is; deze heeft namelijk wel uitgebreid overleg gevoerd met een tweetal SCEN-artsen, met het verzorgende team van het verpleeghuis, met de familie en de huisarts van de patiënte. Dat opname in een verpleeghuis wegens dementie het grote schrikbeeld van patiënte was en dat zij daar meestentijds zeer ongelukkig was, is niet lichtvaardig vastgesteld. Dat maakt dat de lichtste tuchtrechtelijke maatregel, een waarschuwing, volstaat.  

OM en IGJ

De RTE heeft haar oordeel toegezonden aan het Openbaar Ministerie (OM) en aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De IGJ heeft deze tuchtzaak aanhangig gemaakt tegen de arts en het OM heeft besloten tot vervolging. Het CTG heeft in beroep geoordeeld dat de bevoegdheid op te treden door zowel OM als IGJ aanwezig is, met elk een eigen beoordelingskader.

De integrale tekst van de geanonimiseerde beslissing is opvraagbaar via CTG@minvws.nl