Berisping voor huisarts voor handelen in begin coronapandemie
‘s-Hertogenbosch: De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd diende een klacht in tegen de huisarts omdat hij in het begin van de pandemie zijn professionele normen overschreed door off-label medicatie aan Covid-19 patiënten voor te schrijven. Dat handelen leverde een risico voor de patiëntveiligheid op. Ook liet de arts zich in diverse media kritisch uit over het overheidsstandpunt ten aanzien van Covid-19.
Reden klacht
De inspectie ontving in 2020 diverse meldingen en signalen over het handelen van de huisarts. De huisarts had hydroxychloroquine (HCQ) en ivermectine aan Covid-19 patiënten voorgeschreven, welke niet voor Covid-19 waren geregistreerd (off-label). Dat is volgens de inspectie experimenteel handelen, wat niet is toegestaan. De huisarts nam bij dit off-label voorschrijven ook de bijbehorende zorgvuldigheidseisen niet in acht door geen overleg met een apotheker te voeren en niet in het dossier te noteren dat de patiënt over de off-label middelen geïnformeerd was en zijn toestemming daarvoor had gegeven.
Er waren ook meldingen over de uitspraken die de huisarts in verschillende (sociale) media deed over de positieve werking van deze door hem off-label voorgeschreven middelen. De huisarts liet zich bovendien in -onder meer- YouTube filmpjes en op Twitter kritisch uit over het overheidsstandpunt ten aanzien van Covid-19.
Ook ontving de inspectie een melding dat de huisarts had geweigerd een patiënte te vaccineren omdat zij een door de huisarts opgestelde schriftelijke verklaring niet wilde ondertekenen. Tot slot werd aan de inspectie gemeld dat de huisarts zich had bemoeid met de behandeling van een niet bij zijn praktijk ingeschreven patiënt die met Covid-19 op de intensive care van het ziekenhuis was opgenomen. De inspectie deed onderzoek naar deze meldingen. De conclusie van het onderzoek was dat de huisarts zijn professionele normen had overschreden.
Standpunt huisarts
De huisarts stelt dat de klacht onterecht is en dat hij niet in strijd met zijn beroepsnormen heeft gehandeld. Hij stelt zich op het standpunt dat een arts vrij is om op grond van zijn deskundigheid en professionele verantwoordelijkheid een geneesmiddel voor te schrijven, ook als het om een ongeregistreerd geneesmiddel of een off-label indicatie gaat. Aan de bijbehorende zorgvuldigheidseisen heeft hij voldaan. Het stond de huisarts vrij om zijn patiënten schriftelijk over het AstraZenica-vaccin te informeren en hen een informed consent-formulier te laten ondertekenen voordat hij ze ging vaccineren. Dat deed hij omdat hij de communicatie vanuit het RIVM over het vaccin onjuist en onvolledig vond. Het stond hem ook vrij het vaccineren te weigeren als de patiënt niet wilde ondertekenen.
Hij heeft zich niet bemoeid met behandeling van de patiënt in het ziekenhuis. Hij heeft de betreffende specialisten alleen zijn hulp dan wel inzichten aangeboden.
Wat de huisarts heeft gezegd in de media, was in het kader van een debat over het algemeen belang van de bestrijding van de Covid-19 crisis. Van onjuiste uitspraken is geen sprake geweest. Dat het grootste deel van het publiek zijn mening niet deelde, is niet van belang. De vrijheid van meningsuiting mag niet worden beperkt tot algemeen aanvaarde ideeën.
Oordeel tuchtcollege
Het tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond. De huisarts heeft niet in strijd gehandeld met de Geneesmiddelenwet door het off-label voorschrijven van HCQ en ivermectine. Wél heeft hij in strijd gehandeld met de eisen van informatie- en dossierplicht die daaraan zijn verbonden.
Het klachtonderdeel over de weigering een patiënte te vaccineren zonder haar schriftelijke toestemming is ongegrond. Op grond van de wet mag de arts de patiënt vragen om de door de patiënt gegeven toestemming schriftelijk vast te leggen. De arts mag de patiënt ook vragen mee te werken aan de schriftelijke vastlegging ervan. Als de patiënt daaraan niet wil meewerken heeft de arts onder omstandigheden de vrijheid de behandeling niet uit te voeren.
Ook het klachtonderdeel over ongevraagde bemoeienis bij de behandeling van een in het ziekenhuis opgenomen patiënt is ongegrond. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat hiervan sprake was.
De klacht over de media-uitlatingen is gegrond. Het college is van oordeel dat de huisarts ongefundeerde en ongenuanceerde mededelingen heeft gedaan die een groot publiek hebben bereikt. Hij heeft daarmee het wetenschappelijke debat verstoord in een tijd waarin er al sterke onrust bestond. Door zijn uitspraken als huisarts te doen, wordt er door het publiek een zwaarder gewicht aan toegekend. Daarvan had de huisarts zich bewust moeten zijn en had hij moeten beseffen dat zijn uitlatingen schade konden toebrengen aan het vertrouwen in de gezondheidszorg in het algemeen en zijn beroepsgroep in het bijzonder.
Opgelegde maatregel
Het college legt de huisarts een berisping op. Deze berisping zal ook openbaar worden gemaakt. Het college houdt rekening met de bijzondere tijd waarin de huisarts handelde. Er was sprake van een maatschappelijk onzekere periode, waarin van een medisch professional nog meer dan anders zorgvuldigheid en voorzichtigheid wordt verwacht. Door de wijze waarop de huisarts zijn uitlatingen in de media heeft gedaan, heeft hij bijgedragen aan gevoelens van onzekerheid en onrust. Daarmee heeft hij zich buiten de beroepsgroep geplaatst en als eenling gehandeld. Door zo te handelen heeft de huisarts niet ingezien dat hij onderdeel is van een zorgketen die het vertrouwen in de zorgketen als geheel in het oog moet houden. Het college rekent dit de huisarts zwaar aan.
De volledige uitspraak zal worden gepubliceerd op www.tuchtrecht.nl en staat nu tijdelijk op deze website.