Klacht tegen huisarts die kind beoordeelde via videobellen ongegrond

Amsterdam – Klagers zijn de ouders van een dochtertje dat op een leeftijd van 23 maanden is overleden. De huisarts had dienst op de huisartsenpost en heeft het dochtertje op afstand beoordeeld middels videobellen. Enkele dagen daarna is zij overleden. Klagers verwijten de huisarts dat hij het dochtertje niet adequaat heeft beoordeeld en behandeld. Het regionaal tuchtcollege Amsterdam verklaart de klacht ongegrond.

Reden klacht

Het dochtertje was ziek en had hoge koorts. Nadat klaagster, de moeder van het meisje, op 15 juni 2023 eerst de eigen huisartsenpraktijk had gebeld, nam zij eind van de middag telefonisch contact op met de huisartsenpost. De triagiste heeft vervolgens een videoverbinding gestart en de huisarts gevraagd om mee te kijken bij de beoordeling. De huisarts gaf het advies paracetamol te gebruiken en opnieuw te bellen bij nieuwe klachten of als het dochtertje niet zou opknappen. Het dochtertje is drie dagen later overleden. Volgens klagers heeft de huisarts onjuist en onzorgvuldig gehandeld omdat hij het dochtertje op donderdag 15 juni 2023 niet adequaat en niet overeenkomstig de gangbare protocollen heeft beoordeeld en behandeld, de huisarts had niet kunnen volstaan met een beoordeling via videobellen maar had het dochtertje fysiek (door een kinderarts) moeten (laten) beoordelen en nader (bloed)onderzoek moeten inzetten. Verder nemen zij het hem kwalijk dat hij achteraf zou hebben verzwegen dat hij de regiearts was op 15 juni 2023 en dat hij achteraf niet spoedig contact met klagers heeft opgenomen.

Oordeel tuchtcollege

Het college oordeelt als volgt. Het gaat in deze zaak om het contact dat de huisarts als regiearts op de huisartsenpost met klaagster en het dochtertje heeft gehad. De telefonische beoordeling heeft in eerste instantie plaatsgevonden door de triagiste. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Nederlandse triage standaard, waarbij door de triagiste de juiste vragen aan klaagster zijn gesteld in geval van een kindje met koorts. De triagiste heeft vervolgens aan de huisarts een beoordeling gevraagd of er sprake was van sufheid. In het medisch dossier is over deze beoordeling door de huisarts via videobellen vermeld dat werd waargenomen: een rechtop zittend kindje in kinderstoel, dat helder kijkt, wel wat afwezig is, een flesje aanpakt van moeder en niet heel bleek of grauw is. Dat de huisarts bij deze beoordeling niet adequaat of niet volgens gangbare protocollen en richtlijnen heeft gehandeld of niet met een beoordeling via videobellen had kunnen volstaan, heeft het college niet kunnen vaststellen. De huisarts heeft een rechtop zittend kindje gezien dat wel wat afwezig was, maar niet suf. Het kindje pakte het flesje aan van moeder. Daarbij in aanmerking genomen dat het kindje één dag koorts had, dronk en plaste kan niet worden geoordeeld dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld door het dochtertje niet fysiek te beoordelen of door te sturen naar de SEH. Aan klaagster is voorts uitgelegd dat zij opnieuw kon bellen bij nieuwe klachten of als het dochtertje niet zou opknappen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Wat betreft de nazorg oordeelt het college dat het niet heeft kunnen vaststellen dat de huisarts zijn betrokkenheid bij de beoordeling van het dochtertje op 15 juni 2023 voor klagers verborgen heeft gehouden of heeft willen houden. Het college acht het ongelukkig dat de huisarts als vaste huisarts van klaagster geen contact heeft gezocht met klagers nadat hij vernam dat het dochtertje was overleden. Het college had dit passend gevonden. De huisarts heeft toegelicht dat nadat het verdrietige overlijden van het dochtertje in de huisartsenpraktijk bekend was geworden, met zijn collega is afgesproken dat zij, als vaste huisarts van het dochtertje en de overige gezinsleden, contact met klagers zou opnemen. De huisarts heeft ter zitting getoond in te zien dat hij beter anders had kunnen handelen. Het college is gelet op dit alles van oordeel dat het beter was geweest als de huisarts zelf spoedig contact met klagers had gezocht, maar dat dit niet is gebeurd is onvoldoende reden om te oordelen dat de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

De volledige uitspraak zal worden gepubliceerd op www.tuchtrecht.nl en tijdelijk op www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl